De Boodschapper van Allah ﷺ zei: “Er is goedheid in de voorhoofdslok (voorpluk) van paarden tot de Dag der Opstanding.” (Al-Bukhari and Muslim)

عن ابن عمر رضي الله عنهما أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال‏:‏ ‏ “‏الخيل معقود في نواصيها الخير إلى يوم القيامة‏”‏ ‏)‏متفق عليه(‏

De profeet ﷺ onderwees ook dat men bijvoorbeeld de voorhoofdslok (voorpluk) van een paard niet mag afsnijden omdat het paard daardoor gekwetst zou worden in zijn schoonheidservaring. Het is ook verboden dieren neerbuigend te behandelen of de spot met hen te drijven.

En hij ﷺ zei: “Er is een zegening in de manen van de paarden.”(Ahmad)

Utbah ibn Farqad Abu Abdillah al-Sulami vertelde dat de Boodschapper van God ﷺ zei: “Knip niet de voorhoofdslokken van paarden, noch hun staarten, want met hun staarten verjagen ze de vliegen, de manen zorgen voor warmte en zegeningen zijn verweven met het haar op hun voorhoofd.” In een andere versie: “Knip niet de voorhoofdslok van een paard, want karakter spreekt uit zijn voorhoofdslok, noch zijn manen, want die bieden bescherming, noch zijn staart, want daar verjaagt hij de vliegen mee (beide overgeleverd in het werk van Abu Dawud).

Anas bin Malik vertelde dat de Boodschapper van God ﷺ zei: “Er zijn zegeningen in de voorhoofdslokken van paarden.” (Muslim)

De Profeet ﷺ zei: ‘Een paard kan worden gehouden voor één van de drie doeleinden: voor de één kan het een bron van beloning zijn; voor een ander kan het een middel zijn om van te leven; en voor een derde kan het een last zijn (een bron van zonden).
Wat betreft degene voor wie het een bron van beloning is, hij is degene die zijn paard houdt ter wille van de jihad in de zaak van Allah; hij bindt het met een lang touw vast aan een weiland of in een tuin. Dus wat het touw het ook toestaat om te eten, het zal worden beschouwd als goede daden die beloond worden (voor de eigenaar). En als het zijn touw afbreekt en over één of twee heuvels springt, zal zelfs zijn mest tot zijn goede daden worden gerekend. Als het een rivier passeert en er water uit drinkt, dat zal worden beschouwd als goede daden voor de eigenaar, zelfs als hij niet van plan was het water te geven.

Een paard is een bescherming voor degene die het houdt, zodat hij zijn geld kan verdienen door eerlijk te leven, het wordt beschouwd het als een toeverlaat om hem ervan te weerhouden illegale wegen te volgen (om geld te verdienen), en niet de rechten van Allah vergeet (Zakat) en anderen toestaat het te gebruiken omwille van Allah.
Maar een paard is een last en een bron van zonden, voor hem die het uit trots en schijnredenen houdt, met de bedoeling de moslims kwaad te doen. ”

De profeet ﷺ werd gevraagd naar ezels. Hij antwoordde: “Er is niets geopenbaard dat hen aangaat behalve dit uitgebreide vers dat alles omvat: Dan zal een ieder die goed heeft gedaan gelijk aan het gewicht van een atoom (of een kleine mier), het zien (zijn beloning). En wie kwaad heeft gedaan dat gelijk is aan het gewicht van een atoom (of een kleine mier), zal het zien (zijn straf).” (99.7-8)
(Sahih al-Bukhari 3646: Boek 61, Hadith 149, Vol. 4, Boek 56, Hadith 839)

Mu’āwiyah ibn Khadīj zei dat hij een keer langs Abu Dharr al-Ghifari liep en hij stond dichtbij één van zijn paarden, dus Mu’āwiyah vroeg hem waarom hij zo bezorgd was over zijn paard. Abu Dharr antwoordde, “Ik denk dat de duā van dit paard verhoord is.” Mu’āwiyah vroeg hem, “En wat is dan de duā van een dier onder de dieren?” Abu Dharr zei, “ik zweer bij diegene in welke handen mijn leven is, elke paard verricht een duā elke ochtend zeggende, “O Allaah! U heeft mij onder de zorg bij een dienaar van Uw dienaren gebracht, en Uw heeft mijn Rizk (levensonderhoud) in zijn handen geplaatst, maak mij daarom geliefder bij hem dan zijn familie, welvaart en kinderen.” (authentieke overlevering Ahmad 5/162)
Abu Dharr al-Ghifari heeft deze statement gebaseerd op een hadith van de Profeet ﷺ in welke hij heeft gezegd: Elk paard is het toegestaan om bij elke ochtendschemering twee duā’s te verrichten. Het paard zegt, “O Allaah! U heeft mij onder de zorg bij één van de kinderen van Adam (‘alayhi salaam) gebracht, maak mij daarom geliefder bij hem dan zijn familie en welvaart. (geregistreerd door Ahmad, al-Nasa’I, al-Hakim en in sahih al-Jami #2414 en vermeld in Tafsir ibn Kathir)

Een man kwam eens naar de Profeet ﷺ en zei: “O Boodschapper van Allah! Zijn er in het Paradijs paarden, want ik hou van paarden”. De Profeet ﷺ antwoordde: “Als Allah jou het Paradijs laat binnengaan en jij zal wensen om een gevleugeld paard van rode robijn te bestijgen dat in het Paradijs vliegt waarheen jij maar wilt, dan zal jij dit zeker verwezenlijken.”

Daarop vroeg de bedoeïen: “O Boodschapper van Allah! Zijn er in het Paradijs kamelen?” De Profeet ﷺ antwoordde: “O bedoeïen! Als Allah jou het Paradijs laat binnengaan, dan zal jij daarin zeker datgene krijgen wat jouw ziel verlangt en wat jouw oog begeert!” (Sahieh at-Targhieb wat-Tarhieb: 3756)

 Abdoellaah ibn ‘Amr zei: “In het Paradijs zijn jonge paarden en snelle, krachtige rijdieren die bereden zullen worden door de mensen van het Paradijs.”

 Een man vroeg al-Hasan al-Basrie: “Zijn er in het Paradijs paarden?” Daarop antwoordde hij: “Er is daarin wat de zielen verlangen en de ogen begeren.”